“Ik heb gelukkig nog een lange weg te gaan”
Mijn naam is Peter Mijs. Ik ben 59 jaar en ik ga jullie een stukje vertellen van mijn verhaal met depressie. In september 2002, ik was 41, fietste ik naar huis in Maastricht, waar ik woonde met mijn partner en onze drie kleine kinderen. Ik kwam van mijn werk. Ik was freelance verpleeghuisarts, een soort “zzp-er”.
“Het was alsof ik een huizenhoge angstgolf achter me aan trok, die ik niet kwijt kon raken”. De volgende dag heb ik me ziek gemeld. Ik was al maandenlang uitgeput en angstig. Ik werd ’s nachts letterlijk badend in het zweet wakker en kon van de angst haast niet meer slapen. Nu was ik op. De psychotherapeut zei: je hebt een gegeneraliseerde angststoornis, ga naar de huisarts voor Seroxat (een antidepressivum). De huisarts zei: ok, je hebt een depressie. Verwarrend.
Ik ben geboren in Alphen a/d Rijn (Z-H), in een gezin met vader, moeder en 2 jongere zusjes. Een belangrijke rol speelde de kerk waar we heen gingen: de ‘Vergadering der Gelovigen’, een protestants-christelijke kerkgemeenschap. Waar mijn ouders uit stapten toen ik 13 was.
Bij de huisarts was de eerste keer dat ik hoorde: ‘je hebt een depressie’, maar niet de eerste keer dat ik me somber en leeg voelde. Dat was vanaf mijn 21e, maar ook wel voor die tijd. Ook in de vorm van lichamelijke klachten. Wist ik veel, dat ik een depressie had, hoewel, ik had het kunnen weten, ik was tenslotte ook nog dokter: Een moeder met depressie, en in de familie van moeders en vaders kant depressies, manische depressiviteit, psychische kliniek en suïcide. In mijn familie een zus met psychoses en een zus met drugsverslaving.
Toen heb ik nog langere tijd gedacht dat ik “het” niet zou krijgen.
“Nu ik het zo op een rijtje zet, is het wel even slikken”.
Ik denk er niet vaak aan, maar nu raakt het me, De laatste tijd ben ik ook sneller emotioneel. Dat vind ik O.K., me emotioneel voelen. Mezelf leeg, somber en eenzaam voelen, dat vind ik ellende. Dat voelt levenloos. Emotie, verdriet voelt levendig en het brengt mij tot leven. Toentertijd, in 2002, duurde het een half jaar tot ik in april 2003 uit de depressie kwam, me een puber voelde, verliefd werd en ineens was de scheiding daar. Marjolein bleef achter met onze drie kleine kinderen. Ik vertrok. Begon een nieuwe relatie, stopte met de Seroxat en bleef een paar dagen per week/per 2 weken voor de kinderen zorgen. De depressie was niet over. Na het kopen van een huis met geleend geld, de opleiding antroposofische geneeskunde bijna afgerond, start van de huisartsen-opleiding, zat ik in mei 2005 (na 3 maanden) opnieuw totaal afgebrand thuis.
En voor het eerst: suïcidaal.
Ik deed een suïcide poging. Ik liet al mijn pasjes en mijn sleutelbos thuis, pakte de autosleutel, pillen en vertrok met de auto de grens over en verstopte mij daar in een grot. Waar ik 24 uur later door Belgische speurders gevonden werd. Ik had het niet gedaan en omdat ik onderkoeld was van het lange liggen, werd ik naar het SEH gebracht van het Maastrichtse Ziekenhuis.
Opname volgde, 2 weken op de PAAZ, en toen dagbehandeling.
De relatie liep spaak, het lukte me met uiterste moeite om het huis zonder verlies te verkopen en de leningen af te betalen. En weer was ik depressief en wilde niet meer leven. Er volgde een opname in een antroposofische kliniek in Bilthoven. Ik herinner mij telefoongesprekken waar ik contact probeer te houden met de kinderen. Marjolein, mijn ex-partner, faciliteerde dat, en ik ben haar daar zeer dankbaar voor. In totaal ben ik tussen 2005 en 2007 ongeveer 7 keer opgenomen geweest, soms weken, soms maanden. Voor depressie.
De opnames kwamen als ik suïcidaal werd en er volgden dan therapieën. Bijv. Kunstzinnige therapie, wat ik vreselijk vond, en vreselijk moeilijk. Muziektherapie, waar ik van hield. En diverse medicijnen volgden. Vanaf najaar 2013 bleek ik een bipolaire stemmingsstoornis te hebben, ofwel manisch-depressiviteit. Ik had niet alleen uitschieters van mijn stemming omlaag, in de depressie, maar ook omhoog, in de manie. Ik heb nog 2 keer een huis gekocht en verkocht, nu met verlies. Relaties aangeknoopt, en weer verbroken. Contact met werk kwijtgeraakt na diverse pogingen, ook in heel andere richtingen. Ik raakte ik arbeidsongeschikt en kreeg een WIA-uitkering, vroeger de WAO.
Mijn 3 kinderen zijn inmiddels jongvolwassenen en ik zie ze regelmatig. Een godsgeschenk dat ik ze regelmatig weer vaak zie, en ook zelf hebben we eraan gewerkt, soms ook hard. Met mijn ex-partner ontwikkelt zich een vriendschap. Sommige vriendschappen hebben mijn depressie en manieën overleefd, sommige anderen niet.
Ik woon klein – groot genoeg – op mijn inmiddels 30e woonplek. Ik heb zangles sinds kort, volg meditatietraining, doe zelf meditatie, ik werk in de fietsenwerkplaats van Mondriaan en ik ben gespreksbegeleider van 2 supportgroepen. De ene voor mensen met depressie in heden of verleden, de andere voor mensen met angst, dwang en fobie.
Bijzonder daar aan vind ik het delen, vaak van schaamtevolle of door de omgeving onbegrepen dingen. In het verleden heb ik mij vaak geïsoleerd, teruggetrokken uit angst, uit schaamte, uit somberheid, moeheid, geen energie. Omdat ik geen ellende meer wilde.
Maar het geeft meer ellende in plaats van minder, vermijden van angst geeft volgens mij meer angst, niet minder. Het delen kan enorme opluchting geven. Vaak is er openheid, terwijl de groepsleden elkaar nog maar kort kennen. Lotgenotencontact heet dat. En, zoals het oude spreekwoord zegt: “gedeelde smart is halve smart”.
Acceptatie
Ik heb diverse keren gedacht: “de depressie is over. Komt nooit meer terug.”
Dat hoop je natuurlijk maar het kwam wel terug. Dat is een feit. Feiten kan ik maar beter accepteren.
Natuurlijk heb ik me vaak afgevraagd: had het niet anders gekund? Mijn hoofd daarover breken helpt me waarschijnlijk weinig; “ik leef nu, aan het verleden is niets anders te doen dan het te accepteren. En dat kost inspanning en is vaak moeilijk.
Soms is dat ‘s ochtends als ik wakker word mijn eerste gedachte: “dat ik niks kan” komt dan vaak voorbij.
Tegenwoordig, als ik me besef dat ik zo in mijn gedachten schiet, probeer ik dan naar mijn ademhaling te gaan en me daar op te concentreren.
“Ik heb gelukkig nog een lange weg te gaan”
Korte film interview met Peter