Gezinnen en hulpverleners worden in toenemende mate geconfronteerd met geadopteerde kinderen die een sterk afwijkend sociaal gedrag vertonen. Geertje van Egmond beschouwt dit gedrag als een emotionele handicap, die reeds in de allereerste levensfase ontstaat door een tekort aan, of zelfs totale afwezigheid van affectie, emotionele betrokkenheid, verzorging en voeding. Zij noemt deze handicap het ‘Geen-Bodem-Syndroom’, welke term inmiddels overal ingang heeft gevonden. Uitingen van het syndroom worden ook herkend door biologische ouders van kinderen met diverse hechtingsstoornissen.
Onderwerpen