Als kind van zeven jaar, was achteraf gezien, mijn kindertijd al grotendeels voorbij. Ik weet nog heel goed dat ik mij op dat moment besefte wat er daadwerkelijk gaande was hoewel ik als klein kind door mijn ouders en overige familie goed werd afgeschermd voor datgene waar ik te jong voor zou zijn……
Rond mijn zevende kwam ik van school thuis waar op dat moment de spanning te snijden was. Mijn broer (11 jaar ouder) zat op de bank. Mijn vader was ook al thuis van zijn werk en mijn moeder liep ook gespannen rond. Tot die tijd voelde ik die spanning soms al wel maar vanaf dat moment was ik me er echt van bewust en zou ik dat nog veelvuldig gaan herkennen. Mijn broer nam het woord en vertelde dat hij op het punt stond om naar het ziekenhuis te gaan. Hij zou daar een tijdje blijven omdat het niet zo goed met hem ging. Hij had geen gebroken been of zo maar iets anders wat ze daar wel zouden gaan oplossen. Iets in zijn hoofd. Ik nam het voor kennis aan maar vond het op zijn minst vreemd.
Hij werd opgenomen op de PAAZ afdeling van het ziekenhuis ter plaatse. De eerste weken mocht ik niet op bezoek maar na een tijdje mocht ik met mijn ouders af en toe mee. De sfeer die er heerste was niet aangenaam voor een kind van zeven. Je zag er mensen waar je toch het idee van had dat ze gek waren of in ieder geval heel anders dan anders. De bezoekjes waren vaak kort en ik was eigenlijk altijd een soort van blij als we weer naar huis gingen. Ik denk dat hij al met al zo’n half jaar op deze afdeling is geweest voordat er een nieuwe fase aanbrak. Hij zou worden overgeplaatst naar een “ziekenhuis” waar ze beter/verder waren wat betreft zijn genezing. Dat klonk goed totdat ik begreep dat het hier om een Psychiatrisch ziekenhuis ging. Ofwel naar het gekkenhuis zoals het (in die tijd) liever werd genoemd. (Er werd veel mee gespot door kinderen onderling en werd vaak naar verwezen als iemand gedrag vertoonde dat misschien vreemd was)
Dit bracht met zich mee dat er een taboe heerste in de familie vanaf dat moment. Naar de buitenwereld werd niet of nauwelijks gecommuniceerd over zijn verblijf of aard van zijn ziekte. Slechts een groepje intimi en familieleden wist ervan.
Hij zou hier nog een hele tijd verblijven of althans zo leek dat toen.
Het meest akelige van mijn bezoeken aan hem waren de momenten van aankomst en vertrek daar. Je moest aanbellen en dan kwam er een verpleger (in mijn ogen een soort van bewaker) met een grote bos sleutels die de grote stalen deur voor ons openmaakte. Mijn broer kwam dan al vaak meegelopen omdat hij ons verwachtte. Meestal had hij in de dagen dat hij, al dan niet onder begeleiding naar buiten mocht, iets van een mars of andere snoep voor mij bij zich. Zijn medebewoners bestonden uit een gemêleerd gezelschap van mannen en vrouwen. Soms heel goed zichtbaar dat ze psychisch ziek waren soms ook nauwelijks zichtbaar.
Mijn ouders gingen vaak met hem apart zitten om met hem te kunnen praten. Op deze momenten werd ik (erg doorzichtig) niet gewenst erbij te zijn en mocht/moest ik dwalen over de lange gangen daar. Mijn oog werd dan altijd getrokken naar de grote deur met dat kleine kijkvenster…de isoleercel… Als er een scherm voor dat raam stond wist ik dat er iemand in zat. Soms kon ik het ook horen of iemand binnen zien. Ik wilde niet kijken maar keek altijd. Veel verder durfde ik dan ook niet te lopen want een stukje verder zaten bewoners die veel meer vrijheid hadden en ik wilde geen contact met hun. Ik vond het eng.
Er waren tijdens zijn opname ook hele goede periodes… hij kwam dan op zondag naar huis of soms een heel weekend. Ook waren er nog gezamenlijke vakanties maar altijd werd wat leuk was uiteindelijk overschaduwd door iets negatiefs. Dit werd altijd zorgvuldig (maar tevergeefs) voor mij verborgen gehouden. Einde van het liedje was in ieder geval altijd dat hij dan weer weg was en ik hem een tijdje niet zag. Ook mijn ouders mochten hem dan vaak niet bezoeken in zo’n periode. Het contact wat er was, was dan altijd telefonisch. Deze telefoongesprekken kan ik mij nog heel goed voor de geest halen. Ze brachten direct spanning in het huis. Ik kreeg tijdens deze gesprekken altijd de meest lullige opdrachtjes in een ruimte ver van de telefoon… Echter, de eerder opgemerkte spanning ging dan een eigen leven met me lijden en de nieuwsgierigheid en achterdocht die dat met zich meebracht heb ik lang gehad en zelfs nu nog kan die zo worden opgewekt.
In deze gesprekken ving ik dan ook soms het woord isoleercel op en dan kon ik mij voorstellen hoe het scherm achter die deur er dan voor hem stond.
Drie jaar heeft dit zo geduurd. Tot de dag dat ik vanuit mijn school kon zien hoe er auto’s af en aan reden bij mijn huis. De school stond in dezelfde straat. Ik zag mijn vaders auto…die niet was werken, mijn andere broer was er…heel vreemd allemaal.
De avond en dag ervoor was er ook al zo’n vreemde sfeer in huis. Het was een woensdag dus om 12 uur was ik uit en zou ik een vrije middag hebben. Ik kwam thuis en een andere broer en schoonzus (ik ben een nakomertje) vingen mij op. In de kamer zag ik wel wat mensen maar wist niet goed wie of wat. Mijn zus zag ik ook. Mijn broer en zijn vrouw namen me mee naar de keuken en vertelde me dat mijn broer de dag ervoor was weggelopen uit de kliniek en dat hij onvindbaar was. Op het zelfde moment werd er aangebeld en stonden er twee agenten aan de voordeur. Mijn broer liep er uit de keuken naar toe en ik bleef achter met mijn schoonzus. Toen hij terugkwam vertelde hij me dat hij voor een trein was gesprongen en dood was.
Op het moment van schrijven, 35 jaar later, is het alsof ik het weer beleef. Zo intens zo’n indruk.
De dagen tot de begrafenis waren hectisch en vlogen voorbij. Ik hoefde niet naar school en ook dat vond ik lastig omdat ik in de straat van school woonde en me zo dus als een soort van spijbelaar voelde. Ik heb wekenlang niet alleen durven slapen, voelde me angstig. Sliep op een stretcher in de woonkamer en ging naar mijn slaapkamer als mijn ouder gingen slapen. Vaak had ik het idee dat hij er was. Op de gangen liep, op mijn kamer. Ik vond dat heel eng.
Ik heb dit op de een of andere manier kunnen blokken. Niet verwerken. 10 jaar later heb ik het mogen herbeleven door mijn moeders dagboek van die periode te mogen lezen. De herkenning van momenten, die tot dan toe een vraagteken voor me waren geweest legde sommige puzzelstukjes op hun plek.
Er kwam wel wat anders voor in de plaats….Ik was bang dat ik misschien hetzelfde zou kunnen hebben als hij. Misschien had ik dezelfde genen en zou ik ook “gek” worden. Dit bracht een vorm van hypochondrie met zich mee. Ook dit heb ik uiteindelijk geblokt tot een paar jaar geleden. Pas nu denk ik dat ik een en ander pas goed heb verwerkt zij het dat het absoluut niet vergeten is. Ik dacht vaak hoe zou het zijn als hij nog geleefd had. Hoe hadden we met elkaar op kunnen schieten? Zou er een goed band zijn? In feite waren dit kwellingen voor mijzelf want wat heeft het voor zin om dat te denken.
Ik heb nu ook mooie herinneringen aan hem. Die had ik blijkbaar ook verdrongen. Het om hem kunnen lachen, Cadeautjes die ik van hem kreeg de warmte, het goed bedoelde van hem maar ook de worsteling met zichzelf.
In de brief die hij vlak voor zijn dood schreef stond iets in de vorm van:
“ik ga nu doen wat ik wil. Niets of niemand houd mij nog tegen” Wie zou ik dan zijn mij welke vorm van schuldgevoel of angst toe te laten? Het was onontkoombaar zijn beslissing.
Wat mij achteraf gezien ontzettend zou hebben geholpen zou een vorm van nazorg of zelfhulpgroep zijn geweest. Dat was er toen nog niet. Daarnaast hoe goed bedoeld van mijn ouders ook…om het bespreekbaar te maken. Niet te verhullen, weg te houden. Een kind van zeven of tien is zich meer bewust dan welke volwassenen ook wil doen geloven. Tenminste ik wel.
Gelukkig zijn de Psychiatrische ziekenhuizen inmiddels niet meer zo naargeestig als destijds. De behandelmethoden wat vriendelijker en het strooien met medicijnen (hij slikte 42 pillen per dag) ook minder. Maar bovenal zijn er lotgenoten of mensen met dezelfde ervaringen die elkaar kunnen helpen met de verwerking en het geven van een plaatsje.
Onderwerpen