Dat was de diagnose die Saskia te horen kreeg nadat ze met vage klachten op de EHBO was beland. “Ik moest eerst hard lachen. Ik was 27! Je kunt niet burn-out raken als je van je werk houdt, toch?”
Saskia werkt vanaf haar 21e bij een groot internationaal consultancy bedrijf. “Net koud uit de schoolbanken en meteen zo’n geweldige baan. Veel reizen, gratis opleiding, mooie auto, prima salaris (voor een starter) en een mooie staat van dienst voor op je cv! Hard werken, natuurlijk. Consultancy is een mannenwereld, maar ik hield me fier staande in die machocultuur. Mijn afdeling bestond voor tachtig procent uit jonge gedreven, soms ook gehaaide carrièrestrebers. De juiste telefoon, het juiste pak, de juiste schoenen, en uiteraard de beste auto’s. Het bedrijf waar ik werk cultiveert dit gedrag min of meer. Haal je targets! Presteer je het beste, dan kreeg je de betere lease bakken. Ik heb twee jaar rondgereden in een BMW Z4 omdat ik een grote klant binnenhaalde. Ik genoot van de aandacht als het goed ging en ik werkte als een tijger als het leek of ik in de middenmoot terechtkwam.” “Op mijn 25e werd ik manager. Stoer! Maar ineens ben je geen onderdeel meer van de groep. Je staat er boven en ik miste het ‘onder ons’ gevoel. Bovendien moet je als vrouw toch iets méér presteren als je ‘baas’ bent. Het bleef hard werken. Ik kreeg een relatie met iemand uit het bedrijf. Natuurlijk werd er gekletst, maar daar trok ik me niets van aan. Ik kreeg na anderhalf jaar wéér promotie en werd afdelingsmanager. Qua werk werd het iets rustiger. Ik hoefde geen zakenreizen meer te doen en was iets vaker thuis. Waar het precies mis ging weet ik eigenlijk niet. Ik merkte wel dat ik afspraken met vriendinnen als verplichting ging voelen. Ik was moe en zat soms liever op de bank. Maar goed, je kunt niet zomaar je afspraken afzeggen, dus ik ging wel altijd. Af en toe ging ik met Henrico, waar ik ondertussen mee samenwoonde, iets leuks doen. En natuurlijk maakten we verre reizen. Dat hoort er toch bij? Maar nooit langer dan twee weken. Henrico werkte net zo hard als ik.”
Alsof het licht uitging
“We hadden een korte vakantie gehad op Ibiza. Ik stapte die maandagochtend in de auto om naar mijn werk te gaan. Alles was wazig. Ik dacht eerst dat ik vergeten was mijn lenzen in te doen. Dat was niet zo. Ik durfde niet te rijden. Henrico was bezorgd, maar ik wuifde dat weg. Maar ik bleef ‘wazig’ zien. Pas na een paar dagen was het helemaal weg. Tot die ene dinsdagochtend. Ik had een belangrijke vergadering en mijn baas had met klem gevraagd of ik aanwezig kon zijn. Natuurlijk zou ik er zijn! Ik stapte bij Henrico in de auto en het was alsof het licht uitging. Ik zag niets meer. Alleen verschil tussen licht en donker. Echt bizar. Ik was doodsbang en Henrico heeft me naar de eerste hulp gebracht.” “Drie uur in de middag waren we weer thuis. ‘Stress’ was het antwoord van de arts. Woest was ik, wat wist hij van mijn leven?! Mijn moeder kwam langs zodat Henrico naar zijn werk kon. Zij suggereerde voorzichtig dat de arts misschien gelijk had. Volgens haar ‘moest ik teveel van mezelf: te veel werken, te veel sociale verplichtingen, perfect opgeruimd huis, dat kon niet allemaal tegelijk’. Ik schreeuwde naar haar. Wat een onzin! Maar ineens brak ik. Ik schreeuwde naar mijn eigen moeder! Ik heb gehuild als een kind. Tot Henrico thuis kwam. En toen huilde ik verder. Daarna sliep ik als een blok. Ik dacht dat ik het ergste had gehad. Maar toen ik wakker werd, was het wéér grijs en wazig voor mijn ogen. Ik schrok me kapot.
Dezelfde morgen kon ik terecht bij de huisarts. Henrico en ik namen de dag vrij. Bizar eigenlijk. Ik heb me niet eens ziek gemeld. Pas veel later werd door een psycholoog de term burn-out genoemd. Ik moest eerst hard lachen. Ik was 27! Je kunt niet burn-out raken als je van je werk houdt, toch?” “Later bleek dat het niet alleen aan mijn werk lag. En beter worden was een lang proces. Ik móest me ziek melden. Daar had ik moeite mee. Ik was nóóit ziek, stond altijd paraat. Ik kwam via de werkgever terecht bij een bedrijfspsycholoog. Dat bleek een geschikte vent. Iemand uit het vak. Ik heb ruim zes weken thuis gezeten. De eerste drie weken heb ik super veel geslapen. Ik sliep rustig veertien uur. En de volgende nacht weer. Overdag moest ik van de psycholoog ook bewegen. Wandelen of fietsen. Fietsen lukte niet meteen want ik zag nog steeds wazig. Maar wandelen, zeker in de natuur, dat kon ik uren. Later ben ik gaan sporten. Dat was nieuw voor me, daar had ik nooit tijd voor. Nu wel. Heerlijk zweten. Ik heb ondertussen de squashcompetitie ontdekt. Want de competitiedrang zit toch in mijn bloed.”
Tijd voor jezelf
“Achteraf bleek dat ik niet genoeg tijd nam voor mezelf. Een avond met vriendinnen zag ik vroeger als ontspanning. Maar de laatste periode was ik afspraken als een soort last gaan zien. Ik moest leren om af en toe nee te zeggen. Om een avond op de bank te zitten. Om samen met Henrico óók van rust te genieten. Ik kreeg allerlei opdrachten mee naar huis waarbij ik bijvoorbeeld moest opschrijven wat mijn ‘rustgevers’ zijn. Ik wist dat dus echt niet! Vrij snel ben ik weer gaan werken, eerst een paar uur, op arbeidstherapeutische basis, later parttime. Ik heb ook daar moeten leren waar mijn grenzen liggen. Dus geen werk erbij als je het al vreselijk druk hebt. Het verbaasde me dat mijn baas dat prima vond, als ik een keer ‘nee’ zei. Hij leek het wel te begrijpen. Later hoorde ik dat hij zelf ook ooit overspannen was geweest. Omdat ik ook aan Henrico zag dat hij baat zou hebben bij sporten, zijn we die zomer samen op actieve vakantie gegaan. Dat bleek een schot in de roos. Het past bij ons. We halen nu ontspanning uit inspanning.” “Ik werk inmiddels vier dagen in de week. Eén dag is voor mezelf. Ik sport twee keer in de week en doe squashcompetitie. Ook daar moet ik wel mijn grens leren kennen! Ik ben zelfbewuster. Op het werk nemen ze me serieuzer. Tegen vriendinnen vertel ik nu of een afspraak wel of niet uit komt. Ook ga ik niet altijd meer stappen, maar nodig ik mensen bij ons thuis uit. Geloof me, ik heb veel moeite moeten doen om er bovenop te komen. Maar nu kan ik zeggen, ik heb veel geleerd. Ik moest vroeger vooral heel veel van mezelf, nu blijkt dat een pas op de plaats helemaal niet nadelig hoeft te zijn.”
(Bron: Fonds psychische gezondheid)
Onderwerpen